.
Proloog: De brief
- maandag 25 juli 2011 -
Betsy liep door het weiland, achter hun woning, naar het bos toe. De vakantie was net twee weken begonnen, maar ze keek nu al op tegen het einde van de vakantie. Want na de vakantie moest ze weer naar die stomme school toe, waar ze al jaren gepest werd. Ze had haar moeder gevraagd of ze naar een andere school mocht. Maar haar moeder wilde dat niet. Betsy had helemaal geen vriendinnetjes en daardoor altijd alleen. Behalve wanneer haar nichtjes op bezoek kwamen, maar die wilde eigenlijk ook niet met haar spelen. Ze moesten van hun moeder, dat wist Betsy ook wel... Na vijf minuten lopen was ze op haar plekje, een klein vijvertje midden tussen de bomen, Aan de linkerkant was een struikje, als ze daardoor heen kroop kon ze aan de vijver zitten zonder dat iemand haar zag. Hier ging ze meestal heen, dan nam ze haar schriftje mee en schreef aan haar verhaal. Ze schreef over een meisje dat heel populair is en heel veel vrienden heeft. Ze ging op de grond zitten en pakte haar boekje en een pen. Terwijl ze op de achterkant van de pen knabbelde dacht ze na over het verloop van haar verhaal
“Betsy! Ben je daar?” riep haar moeder, vanuit het weiland. Betsy kroop snel onder de struik door en liep haar moeder tegemoet. Ze wilde niet dat haar moeder haar favoriete verstopplek zou ontdekken. “Mama, wat is er?” vroeg ze, zodra ze haar moeder in het zicht had. Ze zag dat haar moeder een beetje buiten adem was en erg geschokken keek. “Kom vlug, Betsy! Er is een onbekende man op bezoek en die wil jou spreken.” zei haar moeder, terwijl ze haar dochter bij de arm pakte en meenam. “Wat heb je nu weer uitgespookt?” “Niks, mama! Ik heb niks gedaan.” verdedigde Betsy zichzelf automatisch, haar moeder gaf haar altijd de schuld als er iets mis ging. Haar moeder kwam uit een rijk gezin, maar had de fout gemaakt om met haar vader te trouwen. De ouders van haar moeder hadden haar laten vallen, toen ze trouwde. Vlak na de geboorte van Betsy was haar vader ervandoor gegaan met het spaargeld. Haar moeder was terug naar haar ouders gegaan voor hulp, maar die hadden haar de deur gewezen. Haar moeder vond een boerengezin die medelijden had met een zwangere jonge vrouw en ze mocht in hun achterhuis wonen, op de boerderij. Daar was Betsy geboren, bijna elf jaar geleden. En wonen ze nog steeds, met z’n tweeën.
Eenmaal thuis aangekomen zag Betsy de man op de bank zitten en hij glimlachte toen hij haar gezichtsuitdrukking zag. “Hallo, jij moet Betsy Vuuren zijn.” het was geen vraag, hij zei het alsof hij het wist. Hij stond op en stak zijn hand uit, “Ik ben professor Kielville, aangenaam kennis met u te maken.” “Eeuhm.. hoi meneer,” antwoordde Betsy een beetje verbaasd door zijn taalgebruik. Ze keek haar moeder even aan en ging toen tegenover die meneer op een stoel zitten. Terwijl ze zijn kleding bekeek vroeg ze: “Mag ik vragen wat u komt doen?” “Tuurlijk mag u dat vragen, juffrouw Vuuren,” zei hij rustig. “Ik kom u een brief geven van de school waar ik les geef, waarin staat dat u aangenomen bent op onze school.” “Wat!” riep haar moeder uit, “Over welke school heeft u het? Ik heb haar niet ingeschreven voor een andere school!” Ze draaide zich naar Betsy en keek haar woedend aan. “Wat het jij gedaan? Ik zei toch dat je op de school blijft waar je nu zit!” De meneer stond op en gaf Betsy een rolletje papier, daarna liep hij naar haar moeder en vroeg of ze even mee wilde lopen naar de keuken, om even iets te spreken. Betsy zag dat haar moeder eigenlijk nog verder wilde tieren tegen haar, maar tot haar opluchting liet haar moeder zich meevoeren naar de keukendeur. Nadat die dicht viel, keek Betsy weer naar het opgerolde papier in haar hand. Ze vond het maar raar papier, helemaal niet zoals de bladzijden uit haar eigen schriften. Ze rolde het uit en streek het glad op tafel, waarna ze begon te lezen:
ZWEINSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERIJ & HOCUS-POCUS
Schoolhoofd: M. Kielville
Geachte juffrouw Vuuren,
Het doet me genoegen u te kunnen mededelen dat u in aanmerking komt voor een plaats aan Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Bijgaand treft u een lijst aan van schoolboeken en andere benodigdheden. Het schooljaar begint op 1 september. Gelieve vóór 31 juli per uil reageren.
Hoogachtend,
Fenna Gorthorse
Assistent-schoolhoofd
Daarna bekeek ze de lijst die bijgevoegd was, te verbaasd om enig emotie te voelen. Toen ze de lijst bekeken had, pakte ze de brief er weer bij om opnieuw te lezen. Als het geen volwassen man was die dit had gegeven, zou ze denken dat het een grap was van de kinderen in de buurt. “En? Wat vindt u ervan?” vroeg een stem vanuit de deuropening. Betsy keek op en vroeg: “Is dit waar, meneer... Kielviel?” “De naam is Kielville en het is absoluut waar.” Hij liep naar de bank en ging zitten. “Betsy als je naar onze school wilt dan zal je me vanaf nu met professor moeten aanspreken. Bij ons op school zijn alle leraren professors, begrijp je dat?” “Ja, professor Kielville,” antwoordde Betsy terwijl ze opstond, “en ik wil graag naar uw school! Ik weet alleen niet of mama daar zo blij mee zal zijn..” “Je moeder en ik hebben het er al over gehad en je mag gaan!” legde professor Kielville rustig uit. “Kom nu even bij me zitten, want ik wil je nog wat dingen vertellen over de toverwereld en hoe je je schoolspullen kunt kopen. Je moeder heeft al toegezegd dat ze met je mee gaat en je ook naar de trein zal brengen op 1 september.” Betsy ging naast hem zitten en hoorde alles enthousiast aan. Een ding wist ze nu al zeker: Ze hoefde nooit meer naar die ‘stomme’ school!
.